De Koshmar

In de laatste stralen van de dag, als zuchten wind de deuren doen kraken
Terwijl de eerste maan tussen de bomen verschijnt, en de uilen ontwaken
Struint een figuur door velden en wegen, passeert langs alle ramen
Hij kijkt in huizen, begluurt bewoners, proeft aan alle namen

Daarna kijkt hij in de hoofden, geen geheim ontgaat zijn blik
Bloot gesteld aan zijn verbeelding, elke herinnering, lach en snik
Genietend van de mogelijkheden maakt hij zich langzaam klaar
Nietsvermoedend kruipt iedereen in bed, behalve deze sluwe tovenaar

Hij ziet nu alles wat in jou rondspookt, hij weet wat jou aandrijft
Hij kent je verdriet, je schuld, je blijdschap, wat je verstopt en wat je overdrijft
Maar bovenal, waar hij naar graaft, is het harder laten kloppen van je hart
Wat je handen laat zweten, je adem doet stokken, waar je van verstart

Je ergste nachtmerrie, je grootste vrees, je diepste angst
Je hoofd schreeuwt het uit, hiervoor ben jij het bangst
Ineens wordt het levensecht, staat naast je in de werkelijkheid
Van vlees en bloed, van haat en pijn, in al zijn verschrikkelijkheid

Een reuzenspin, de dood van je moeder, een arm bestaan,
Een dodelijke plaag, wandelende doden, een actieve vulkaan,
Een nest vol slangen, eeuwige eenzaamheid, verdrinken of stikken
Het donker, een mjöll, de gevangenis, alles af zien fikken

Voor je neus, midden er in, je beleeft het helemaal,
Toch is het niet echt, gaat je hoofd met je aan de haal
De tovenaar vermaakt zich goed, zo krachtig het is bizar
Hij heeft ons in zijn greep, en zijn naam is Koshmar

Opgedragen door Willybrard De Bard