De Twistappel

De Twistappel

Er was een tijd waarin de goden Eronvé beliepen, en zich tussen de stervelingen begaven. Dit is een verhaal uit die tijd. Net zoals de tijd waarin we nu leven, was dit een tijd van vrede. IJswaarts en Vuurwaarts hadden lang geleden de strijdbijl begraven, en leefden in harmonie. Zonder oorlogen waren de velden vrij om gewassen op te bebouwen en zonder grote legers hadden mensen tijd om zich te wenden tot kennisvergaring en filosofie. Steden werden groter en de economie bloeide op.

Om deze vrede te vieren en te bewaren, gaven de godinnen elke nieuwe maan een groot banket, want dit is een tijd voor vernieuwing en het bevestigen van verbonden. De gasten waren geen grote heersers of veldheren, maar gewone mensen zoals jij en ik, elke maand gekozen om de stervelingen te vertegenwoordigen. Ook aanwezig waren de goden, zodat de godinnen ze in de gaten konden houden, en ze wisten dat er aan de vrede niet getwijfeld kon worden.

De goden hielden namelijk helemaal niet van deze vrede. Zij hadden nog steeds onderlinge geschillen uit te vechten, maar zonder de hulp van sterfelijken was er geen enkele manier om te zien wie aan het winnen was. Maar ze hielden hun mond en deden mee aan de banketten, omdat geen van hen zich de wrok van de godinnen op de hals wilden halen. Geen van hen, behalve Morragh.

Niet alleen had Morragh meer dan genoeg van zijn vijanden, Ainurin en Hephaistos, ook was hij de vrede zelf meer dan zat. Hoewel mensen elkaar nog altijd bedrogen, hadden ze de neiging om het vervolgens weer goed te maken en escaleerde conflicten niet meer op een grote schaal. De belangrijkste reden waarom hij uiteindelijk actie ging ondernemen was echter dat hij een plan had waardoor hij een conflict zou kunnen starten zonder dat de godinnen hem de schuld zouden geven... Maar voor dit plan had hij bondgenoten nodig.


Toen de maan in het eerste kwartier was, begaf Morragh zich naar de glooiende weides aan de IJswaartse zijde van het Midden. Hij liep langs vele akkers voordat hij een vond waar een eenzaam figuur aan het ploegen was. Hephaistos zag het donkere figuur van de Duistere, en koppelde zijn ossen los van de ploeg, opdat zei konden grazen terwijl hij bezig was. Morragh deed zijn rede:

“Hephaistos, ik weet dat je me geen genegenheid toedraagt, maar ik spreek hier uit belang voor ons beiden. Deze vrede komt ons niet ten goede. Ja, er zijn nu meer akkers dan ooit, en de arbeid lijkt te bloeien, maar de arbeiders zelf profiteren er niet meer van. Waar men vroeger voor eigen kost kon zorgen, moeten IJswaartse boeren nu zwoegen onder het juk van Vuurwaartse nobiliteit. Zelfs ik kan zien dat dit niet is zoals het hoort, en dus wil ik je nederig om hulp vragen om de situatie te verhelpen. Het enige wat je hoeft te doen, is een kant te kiezen bij het volgende banket, op het moment dat er iets gebeurt. Ik zorg voor de rest.”

Hephaistos keek argwanend naar de Bedrieger, maar hoorde de waarheid in zijn woorden. Ook hij had gezien dat de eerlijke eenvoud van de arbeid aangetast leek te zijn door de lange vrede, en bovendien miste hij de strijd met de duistere goden. “Hoewel ik het niet vertrouw, hebben we dit keer hetzelfde belang,” sprak Hephaistos, “Ik zal doen wat je vraagt.”


Toen de maan vol en rond aan de hemel stond, begaf Morragh zich naar de ijzige meren aan de rand van de kalmte. Hoewel hier niets kon leven, doemde tussen de besneeuwde bergen toch een stenen toren op. De deur ging soepel open bij zijn aanraking en Morragh liep de stenen wenteltrap op langs kasten gevuld met boeken, vreemde relikwieën en betoverde gebruiksvoorwerpen. Bovenaan werd hij opgewacht door Ainurin, die een boek aan het lezen was bij het licht van de maan. Morragh deed zijn rede:

“Ainurin, ik weet dat je me niet vertrouwd, maar ik spreek hier uit belang voor ons beiden. Deze vrede komt ons niet ten goede. Ja, er worden universiteiten gesticht en kennis lijkt meer dan ooit gewaardeerd te worden, maar het is ook corrupter dan ooit. Geleerden bedriegen elkaar om zoveel mogelijk macht te krijgen, en zelfs moordaanslagen zijn niet ongekend. Hoewel ik dit in het algemeen goedkeur, kan zelfs ik zien dat dit niet is zoals het hoort, en dus wil ik je nederig om hulp vragen om de situatie te verhelpen. Het enige wat je hoeft te doen, is een kant te kiezen bij het volgende banket, op het moment dat er iets gebeurt. Ik zorg voor de rest.”

Ainurin hoorde het eigenbelang in de woorden van de Bedrieger, maar zag zijn kans om zelf belang hieruit te halen. Ook hij had gezien hoe het terrein van kennis en wijsheid vervuild werd met bedrog en eigenbelang, en bovendien miste hij de strijd met de duistere goden. “Hoewel je me vaak bedrogen hebt, ben ik het dit keer met je eens,” sprak Ainurin, “Ik zal doen wat je vraagt.”


Toen de maan in het laatste kwartier was, begaf Morragh zich naar de woonplaats van zijn laatste en meest trouwe bondgenoot. Hij reisde voorbij de verstuiving, diep in de vulkanische gebergtes aan de rand van de wereld, tot hij bij een grote berg kwam. De trap die uitgehouwen was in de rots, was bedekt met botten en schedels van elk denkbaar formaat, en zelfs de lichtvoetige Morragh moest oppassen waar hij zijn stappen zette. Bovenaan vond hij Cornugon de gehoornde god, gezeten op een troon van botten. Morragh deed zijn rede:

“Cornugon, mijn oude vriend, wat zou je ervan zeggen als we weer konden strijden tegen de IJswaartse goden? Het enige wat je hoeft te doen, is een kant te kiezen bij het volgende banket, op het moment dat er iets gebeurt. Ik zorg voor de rest.”

Cornugon hoorde deze woorden en keek op met een scherptandse grijns. “Weer vechten?” Sprak Cornugon, “Het werd toch eens tijd!”


De nieuwe maan brak aan, en daarmee de avond van het banket. Een voor een kwamen mensen en andere wezens van alle klassen en volken naar de grote taverne die als locatie diende, en zochten ze een plek. De godinnen waren nog niet aanwezig, en Morragh wist dat ze pas hun entree zouden maken op het moment dat iedereen zat. Voordat dit het geval was, ging de Bedrieger de rondes langs om te verzekeren dat alles volgens plan zou gaan.

Morragh zocht Hephaistos op, gezeten aan dezelfde tafel als simpele arbeiders, en vroeg of hij gereed was. De arbeiders moeten onder hun juk vandaan bevrijd worden,” sprak Haphaistos, “Ik ben er klaar voor.”

Morragh zocht Ainurin op, gezeten aan het hoofd van de tafel met geleerden en magiërs, en vroeg of hij gereed was. “Het domein van de kennis en wijsheid moet gezuiverd worden van slechte invloeden,” sprak Ainurin, “Ik ben er klaar voor.”

Tenslotte zocht Morragh Cornugon op, gezeten op een boomstam voor het haardvuur, en vroeg of hij gereed was. “Ik heb honger,” sprak Cornugon, “Waar is het eten?”

De Bedrieger hoorde deze woorden aan, en begon de volgende fase van zijn plan.


Toen brak het moment aan waarop de godinnen de gasten welkom zouden heten. Ze begaven zich naar het grote podium waar iedereen hen zou kunnen zien, en maanden de menigte met hun aanwezigheid tot stilte. Shemesh opende haar armen wijd, en wilde net het woord nemen, toen een glinstering van licht haar onderbrak. Midden op de verhoging lag een gouden appel, en deze was de mooiste die iemand ooit had gezien. De schil glansde van gezondheid, en zelf van een afstand was te zien dat het vlees sappig en zoet zou zijn. Er was geen ziel in de kamer, sterfelijk of anderszins, die deze appel niet begeerde.

Er was meteen een groot geroezemoes, wat nog luider werd toen duidelijk was wat er op de appel gegraveerd was:

'Voor de mooiste'

Shemesh deed als eerste een stap naar voren, met als doel de appel op te rapen. “Dit geschenk is duidelijk voor mij bedoeld. Het verscheen toen ik ging spreken, en ieder is het eens dat ik het stralendst ben van alle goden en mensen aanwezig.”

Er gingen een instemmende gemompel door de zaal, maar voordat zij de vrucht op kon rapen, deed ook Xeridwyn een stap naar voren. “Als het voor jou bedoeld was, had er ‘voor de stralendste’ op gestaan. Ik stond ook op het podium, en geen in deze ruimte kan mijn schoonheid betwisten. Dit geschenk is duidelijk voor mij bedoeld.“

Ook hier klonken er instemmende geluiden vanuit de menigte, maar de Stralende godin was niet overtuigd. In de menigte begonnen mensen met elkaar te discussiëren, maar niemand durfde naar voren te komen om zicht de wrok van één van de godinnen op de hals te halen. Morragh keek Ainurin nadrukkelijk in de ogen, en de god van de kennis stapte naar voren en verhief zijn stem:

“Shemesh is een ware schoonheid, met haar blonde haren en stralende uiterlijk, maar degene die deze appel verdient is natuurlijk Xeridwyn. Niet alleen is zij minstens zo mooi als Shemesh, ook heeft zij een allure van mysterie. Haar aanzicht is als een onpeilbaar diep meer in her licht van de maan, haar stem als duizend zachte ritselingen in de avond. Waar je Shemesh na één keer wel gezien hebt, lijkt Xeridwyn elke keer mooier te worden.”

Meerdere mensen beaamden hun instemming, maar Shemesh snoerde ze de mond met een scherpe blik. Morragh keek Hephaistos nadrukkelijk in de ogen, en de god van de arbeid stapte naar voren en verhief zijn stem:

“Xeridwyn mag dan wel mooi zijn, met haar donkere haren en bleke huid, maar degene die deze appel verdient is natuurlijk Shemesh. Niet alleen is zij minstens even mooi als Xeridwyn, ze licht elke kamer op die ze binnenkomt. Ze is zo stralend als de zon, maar zonder te verblinden en haar stem vervult ieder met blijdschap en verrukking. Waar Xeridwyn kil en oppervlakkig is, verrijkt Shemesh elk moment dat je haar ziet, je wereld met haar schoonheid.”

Ook hier beaamde mensen hun instemming, en een scherpe blik van de godinnen kon hun niet meer stilleggen. Morragh keek met een glimlach toe hoe er kampen ontstonden doordat stervelingen zich voegden achter de ene of de andere godin. Er braken discussies uit, en enkele barbaren begonnen elkaar al heen en weer te duwen, luid pratend om maar de gunst van een godin te kunnen winnen. Hij wist dat er nog maar een klein zetje nodig zou zijn om een waar conflict te beginnen...

“Godinnen,” sprak de Bedrieger, terwijl hij het podium opliep. “Zou ik mijn hulp aan mogen bieden bij het oplossen van dit dilemma? Wij goden kunnen namelijk niet een onpartijdig oordeel hierin leveren, aangezien wij ook jullie hart kennen, en daardoor zien dat jullie allebei mooier zijn dan welke sterveling dan ook. Daarom stel ik voor dat we een sterveling laten kiezen, namelijk de prins van het Vuurwaartse koninkrijk. Deze prins heeft de meest mooie prinsessen gezien die de stervelingen te bieden hebben, en hoewel deze verbleken bij jullie schoonheid, zal hij het beste oordeel kunnen vellen.”

De godinnen leken hiermee in te stemmen, en ook de stervelingen klonken enthousiast. Terwijl de prins, zenuwachtig en enigszins onwillig, door de menigte naar voren werd gebracht, kon Morragh zijn overwinning al voor zich zien. Welke godin de sterveling ook koos, de ander zou hier aanstoot aan nemen. Zijn volk zou boos worden dat hij de wrok van een godin op hun neer had gehaald en anderen zouden zich bij de andere godin aansluiten. Op een teken van hem zou Cornugon een gevecht beginnen en tegen de tijd dat de avond voorbij was, zou van de vrede niet meer veel over zijn...

Toen de prins op het podium stond, boog Morragh zijn knieën om de appel op te rapen.

...

Hij was waarschijnlijk weggerold. Of misschien had hij zich vergist in waar hij hem had neergelegd? Morragh keek het podium rond, maar nergens kon hij de gouden glans van de appel vinden. De prins had hem niet in handen, en ook de godinnen niet. Langzaam, beetje bij beetje, viel de zaal stil toen mensen door begonnen te krijgen dat er iets aan de hand was. Stiller en stiller werd het, tot er nog maar één geluid te horen was.

"Knars! Smak!"

De Bedrieger keek de ruimte rond met een geschokte uitdrukking op zijn gezicht, tot zijn blik viel op Cornugon. De Gehoornde zat nu vooraan bij het podium, en was genoeglijk iets op aan het eten. Het hele gezelschap keek met schok toe hoe, beetje bij beetje, de gouden appel in zijn mond verdween. Uiteindelijk was alleen het klokhuis nog over. Cornugon bekeek het kritisch, en gooide het toen ook maar naar binnen.

Er waren enkele seconden van verbaasde stilte, totdat de godinnen tegelijkertijd in lachen uitbarsten. Het banket vervolgde in volle gang, en Morragh moest knarsetandend toekijken hoe de godinnen zich vriendelijker dan ooit tegen elkaar gedroegen.


Deze avond zou de geschiedenis in gaan als de dag dat Cornugon een oorlog voorkwam, en verklaart ook waarom je niet vreemd op moet kijken als Cornugon benaamd wordt met de titels ‘de Hongerige’ of ‘de Schone’.